Alles Over Elektrische Installaties: De complete en logische leerbron voor iedereen die veilig en correct met elektriciteit wil werken.
Duik in de basis: van de Wet van Ohm en kabelberekeningen tot de strenge AREI/NEN normen. Leer de werking van cruciale componenten zoals aardlekschakelaars, kruisschakelaars en VFD’s beheersen. Dit platform biedt de praktische kennis om elk project tot een succes te maken, van de kleinste bedrading tot de grootste domotica- en PV-installatie.
Teken met een potlood de inbouwplaats van het stopcontact af op de muur. Gebruik hiervoor de omtrek van het inbouwpotje.
Houd rekening met de hoogte waarop u het stopcontact plaatst. In een droge ruimte moet de middenlijn van het potje zich op minimum 15cm van het vloeroppervlak bevinden. In een vochtige ruimte is dit zelfs 25cm.
Wenst u een tweevoudig of een drievoudig stopcontact te plaatsen, houd dan rekening met de opstelling. Verticale plaatsing: Klik de inbouwpotjes in elkaar en wel zo dat de geribbelde binnenkanten telkens zijdelings zitten, waarbij de verticale tussenschotten uitgebroken worden. Horizontale plaatsing: De inbouwpotjes naast elkaar plaatsen, met de geribbelde binnenzijdes telkens aan elkaar koppelen. De tussenschotten mogen zeker niet uitgebroken worden!! Indien men dit toch zou doen, dan heeft men geen steunpunt om de bevestigingsklauwen van het stopcontactframe tegen aan te spannen.
Plaatsbepaling van het stopcontact
In de eerste plaats moet je nagaan of je wel verder mag “breien” op een bestaand netwerk van stopcontacten om het nieuwe stopcontact van genoeg stroom te kunnen voorzien.
Tel hiervoor alle stopcontacten en lichtpunten samen die zich op de kring bevinden die je wenst te benutten. Om te achterhalen welke stopcontacten en lichtpunten zich op één kring bevinden, bestaat er een eenvoudige test. Steek een radio in het stopcontact waar je wenst van af te takken en laat die spelen. Vervolgens zet je één voor één de zekeringen in de zekeringskast uit tot de radio stopt met spelen. Nu weet je aan welke kring het stopcontact gekoppeld is. Laat de zekering van dit stopcontact af. Loop nu alle stopcontacten af door de radio in te pluggen en te kijken waar het niet speelt. Ontsteek ook alle verlichting en kijk of er verlichtingspunten zijn die niet kunnen aangestoken worden. Tel alle stopcontacten en verlichtingspunten die niet aan staan.
In totaal mag je met het nieuwe stopcontact erbij geteld, maximum 8 enkele of meervoudige stopcontacten tellen. De lichtpunten worden gelijkgesteld aan een stopcontact. Spots die tegelijk bediend kunnen worden zijn gelijkgesteld aan één lichtpunt. Je hoeft dus geen rekening te houden met de schakelaars die de lichtpunten bedienen. Een voorbeeld van zo’n situatie zie je in de hierboven afgebeelde tekening, waarbij de stopcontacten een volgnummer en letter dragen van I1 tot en met I8.
Het nieuwe stopcontact plaatsen
Steenmassa uitkappen
Kap de afgebakende steenmassa uit door middel van een platte steenbeitel of met een boorhamer. Neem ongeveer 1cm meer steenmassa weg langs elke zijde van de afgetekende inbouwplaats. Kap voldoende diep, maar let erop voorzichtig te werk te gaan teneinde het gat niet “door” te kappen. Maak tegelijk een sleuf voor de stroomkabel. Hou hierbij steeds een horizontale of verticale richting aan en kies een zo kort mogelijk traject naar het stopcontact waarvan wordt afgetakt. Gebruik hiervoor een muurfrees. De diepte en de breedte van de sleuf bedragen minimum 16mm en maximum 25mm, al naargelang men de kabel of de voorbedrade buis zal gebruiken.
Inbouwpotje inpassen
Maak het gekapte gat schoon en zoveel mogelijk stofvrij. Pas het in te metsen inbouwpotje in het daarvoor bestemde gat. De geribbelde binnenzijdes van het potje dienen daarvoor horizontaal geplaatst te worden.
Snelgips mengen
Maak niet meer snelgips aan als verwerkbaar is. Snelgips droogt immers al na enkele minuten. Meng het snelgipspoeder met water volgens de verhoudingen en voorschriften op de verpakking. Roer door tot een gladde, klontervrije massa. Laat het mengsel ongeveer 1 minuut rusten en bevochtig ondertussen het gat met voldoende water. Hierbij kan u bijvoorbeeld gebruik maken van een plantenspuit.
Inbouwpotje plaatsen
Smeer nu eerst het gekapte gat voldoende in met het snelgips. Doe dit aan alle zijden van het inbouwpotje. Druk vervolgens het inbouwpotje in het gat en let erop dat de pot niet voorbij de definitieve pleisterlaag komt. Als het een nieuwe muur betreft, voorzie dan een pleisterlaag van ongeveer een halve centimeter en laat het inbouwpotje bijgevolg een halve centimeter uit de muur steken.
Plaats het inbouwpotje nauwkeurig in het gekapte gat met behulp van een kleine waterpas. Verwijder het overtollige snelgips en maak de weg vrij naar de invoergaten van het inbouwpotje waar de stroomkabel zal binnenkomen.
Strijk tenslotte zoveel als mogelijk de voorzijden van het gips glad door middel van water en een platte spatel.
Stroomkabel binnenbrengen
Let erop dat alle stroom uitgeschakeld is. Meet de benodigde lengte aan kabel of voorbedrade buis op tussen het oude en het nieuwe stopcontact. Tel aan beide zijden 15cm extra bij. De kabel dient van het type XVB 3G2.5mm² te zijn ofwel een voorbedrade buis ELFLEX 3G2.5mm². Ontmantel de 15cm extra bedrading langs beide zijden. Prik vervolgens de gaatjes van het inbouwpotje door. Tenslotte duwt u de draden tot aan de invoeropeningen in het potje en zie er nauwkeurig op toe dat de kabelmantel of de buis wel degelijk tot tegen de openstaande rand van het potje gedrukt zitten.
Let erop dat alle stroom uitgeschakeld is. Meet de benodigde lengte aan kabel of voorbedrade buis op tussen het oude en het nieuwe stopcontact. Tel aan beide zijden 15cm extra bij. De kabel dient van het type XVB 3G2.5mm² te zijn ofwel een voorbedrade buis ELFLEX 3G2.5mm². Ontmantel de 15cm extra bedrading langs beide zijden. Prik vervolgens de gaatjes van het inbouwpotje door. Tenslotte duwt u de draden tot aan de invoeropeningen in het potje en zie er nauwkeurig op toe dat de kabelmantel of de buis wel degelijk tot tegen de openstaande rand van het potje gedrukt zitten.
Let erop dat alle stroom uitgeschakeld is. Meet de benodigde lengte aan kabel of voorbedrade buis op tussen het oude en het nieuwe stopcontact. Tel aan beide zijden 15cm extra bij. De kabel dient van het type XVB 3G2.5mm² te zijn ofwel een voorbedrade buis ELFLEX 3G2.5mm². Ontmantel de 15cm extra bedrading langs beide zijden. Prik vervolgens de gaatjes van het inbouwpotje door. Tenslotte duwt u de draden tot aan de invoeropeningen in het potje en zie er nauwkeurig op toe dat de kabelmantel of de buis wel degelijk tot tegen de openstaande rand van het potje gedrukt zitten.
Let erop dat alle stroom uitgeschakeld is. Meet de benodigde lengte aan kabel of voorbedrade buis op tussen het oude en het nieuwe stopcontact. Tel aan beide zijden 15cm extra bij. De kabel dient van het type XVB 3G2.5mm² te zijn ofwel een voorbedrade buis ELFLEX 3G2.5mm². Ontmantel de 15cm extra bedrading langs beide zijden. Prik vervolgens de gaatjes van het inbouwpotje door. Tenslotte duwt u de draden tot aan de invoeropeningen in het potje en zie er nauwkeurig op toe dat de kabelmantel of de buis wel degelijk tot tegen de openstaande rand van het potje gedrukt zitten.
Van het oude stopcontact aftakken
Steek de respectievelijke kleuren van de bedrading bij elkaar. Gebruik maximum twee draden per aansluitklem. Indien er meerdere draden (bijvoorbeeld 3) in een klem van het stopcontact moeten komen, gebruik dan een rapidklem.
Het nieuwe stopcontact aansluiten
Een enkelvoudig stopcontact De draden op het stopcontact aansluiten zoals op de foto hierboven: De aarding in het midden, de blauwe of bruine draden in willekeurige volgorde maar steeds op de buitenste klemmen.
Een meervoudig stopcontact Ga op dezelfde manier tewerk als bij een enkelvoudig stopcontact maar voorzie op elke klem een doorverbinding van dezelfde kleur naar het aan te koppelen stopcontact. Deze worden doorgevoerd door de gaten in de tussenschoten. Deze gaatjes dient men nog met een schroevendraaier te doorprikken.
Let er vooral op dat de draden bij de plaatsing van het stopcontact niet geklemd geraken tussen de klauwen.
Bevestig uiteindelijk de afdekplaatjes volgens de handleiding van het merk van het stopcontact.
Het stopcontact in gebruik nemen
Plug nog geen toestel in het stopcontact in. Zet eerst de zekering van de kring terug aan en kijk of deze niet spontaan afspringt. Indien de zekering afspringt, schakel dan de spanning terug af en kijk na of de bedrading correct is aangesloten. Kijk eventueel ook na of er geen draden beschadigd zijn. Indien de zekering aan blijft, mag u een radio inpluggen en testen.
Tips
Een handige manier om de kabel of elflexleiding op zijn plaats te houden in de ingekapte sleuven is gebruik te maken van korte stukjes overschot van een geribde buis ofwel korte stukjes kabel, en deze dwars in de sleuf te klemmen en wel zodanig dat de vast te houden leiding eronder zit. Knip de buisjes of stukjes kabel net iets groter dan de sleufbreedte en verklein vervolgens op maat; Laat ze in de sleuf en strijk de sleuf dicht. In tegenstelling tot nageltjes, zullen er nadien geen roestvlekken door de bezetting zichtbaar zijn.
Als er waterkerende folie in de muur zit, probeer deze zo klein mogelijk door te snijden bij het maken van de sleuf en let er nadien op de sleuf niet helemaal dicht te strijken met cement of snelgips; blijf 2cm verwijderd van de waterkeringslaag en strijk deze verder dicht met waterwerende producten omdat je moet vermijden dat je de waterkerende folie overbrugt als de snelgips direct in contact staat met de vloer!
Een contactor is een relais dat naast contacten voor de stuurstroom ook hoofdcontacten of vermogencontacten heeft, waardoor de contactor de verbinding vormt tussen de stuurkring en de vermogenkring.
Onderdelen van de contactor
De contactor voet waarmee de contactor op de rail of montageplaat gemonteerd wordt
De contactor spoel
De hoofdcontacten die duidelijk zwaarder zijn uitgevoerd dan de hulpcontacten
De bluskamers van de hoofdcontacten, die de vonken moeten doven die ontstaan bij het uitschakelen van inductieve belastingen. Bij het openen van de hoofdcontacten wordt de vlamboog naar de bluskamers gedrukt waar de boog in meerdere stukken wordt gekapt.
De hulpcontacten die opgenomen kunnen worden in de stuurkring
De ijzeren kern die samen met de spoel een sterke elektromagneet vormt. Deze magneet sluit de contacten bij het bekrachtigen van de spoel, dus als er spanning op wordt gezet.
De veer die de contacten moet openen als de spoel niet bekrachtigd wordt.
De behuizing
De aansluitklemmen kunnen veerdruk- of schroefklemmen zijn
Het ingebouwde snubbernetwerk; de vrijloop diode, varistor of RC netwerk om de overspanning van de spoel bij afschakeling weg te filteren
Nummering van de contacten
De hoofdcontacten worden standaard aangegeven met nummers 1-2, 3-4 en 5-6. De spoel wordt aangegeven met nummering A1-A2 en de hulpcontacten worden genummerd met xy waar x staat voor het nummer van het contact en y voor de onbekrachtigde staat. Zo zijn de mogelijkheden voor y:
x1-x2 voor een in onbekrachtigde staat gesloten (NC) contact (NC = normally closed)
x3-x4 voor een in onbekrachtigde staat open (NO) contact (NO = normally open)
x5-x6 voor een in onbekrachtigde staat gesloten (NC) vertraagd contact
x7-x8 voor een in onbekrachtigde staat open (NO) vertraagd contact
als het eerste contact een NO contact is en het tweede een NC contact dan krijgen we nummering 13-14 en 21-22.
Kenmerken van de contactor
De thermische stroom Ith van de contactor in Ampère is de stroom die de contactor permanent kan verdragen bij gesloten contacten zonder overhit te raken. Bij inductieve belastingen is deze thermische stroom groter dan de stroom die de contactor mag afschakelen!
De nominale stroom In van de contactor in Ampère is de stroom die de contactor kan schakelen bij de gegeven gebruikskategorie.
De spoelspanning en frequentie zijn de spanning en frequentie van de stuurstroom.
De ontstoring of het snubbernetwerk om de overspanning, die ontstaat bij het uitschakelen van de spoel, weg te werken. Er zijn verschillende vormen van ontstoringen:
Een vrijloopdiode enkel bij DC spoelen. Belangrijk is de polariteit van de vrijloopdiode.
Een varistor bij zowel AC als DC spoelen.
Een RC-keten bij zowel AC als DC spoelen.
De hulpcontacten die ingebouwd zijn en de mogelijkheid om daarbij hulpcontacten aan te bouwen. Zo wordt vaak een blok met de thermische beveiliging direct aan de contactor gemonteerd.
Een voorrangschakelaar voorkomt dat een elektrische verwarming tegelijkertijd met een elektrisch warmwater apparaat ingeschakeld staan, zodat de energieafname onder een bepaald niveau gehouden wordt. Ook wordt er met de voorrangschakelaar gegarandeerd dat warmwater continu beschikbaar is. De aansluitklemmen zijn verzegelbaar.
De voordelen op een rij:
Verlagen van de maximale energieafname
Garanderen dat bepaalde apparatuur bijvoorbeeld warmwater continu beschikbaar is$
Een convectorkachel is meestal wat groter dan andere kachels.
De convectorkachel heeft geen ventilator, maar de lucht stroomt er op natuurlijke manier langs. Warme lucht is lichter dan koude lucht, dus gaat opstijgen. Daar komt weer koude lucht voor in de plaats die opwarmt en gaat stijgen. Zo ontstaat natuurlijke ventilatie die de warmte afvoert en door de ruimte verspreidt.
Het opwarmen van de lucht gaat minder snel dan bij een ventilatorkachel, maar een convectorkachel maakt geen geluid.
Er zijn verschillende manieren om de convectiestroming op gang te brengen, waarvan er twee veel worden toegepast.
Een bekende is een conventionele radiator op wieltjes, waarin olie wordt opgewarmd. De radiator heeft een groot oppervlak dat de warmte aan de lucht overgedraagt.
De andere mogelijkheid is een gloeispiraal die in een soort doos is aangebracht met aan de boven- en onderkant een opening. Door het verwarmen van de lucht en de hoogte van de 'doos' ontstaat er gemakkelijk een luchtdrukverschil tussen boven- en onderkant en komt er een luchtstroom op gang.
Een straalkachel werkt ook met een weerstand, maar is gemaakt om warmte uit te stralen. Dat lukt pas echt goed als hij flink heet is, maar dat gaat vrij snel.
Conventionele straalkachels hebben een metalen buis als gloeielement. Modernere doen het met een donkere metalen plaat die warmte uitstraalt of met halogeenbuizen die ook licht uitstralen.
De warmtestraling is vergelijkbaar met de straling van de zon. Ook al is de lucht nog koud, zoals in de winter, kan het toch lekker warm aanvoelen. Straalkachels worden daarom ook buiten als terrasverwarming gebruikt, maar ook in een slecht geïsoleerd schuurtje of in de badkamer. Voor een badkamer kan de stralingswarmte 's ochtends voldoende zijn.
De kachel kan een half uurtje aan staan gedurende de tijd dat de badkamer wordt gebruikt kan zuiniger en sneller zijn dan het hele huis opwarmen. En bijvoorbeeld een schuur is door slechte isolatie 's winters soms niet warm te krijgen, maar met een straalkachel is het er toch uit te houden.
Sta je niet direct voor de straalkachel, dan sta je in de kou.
Een ventilatorkachel heeft een elektrische weerstand die warmte produceert en een ventilator om de warme lucht de ruimte in te blazen.
Doordat de ventilator veel lucht langs het verwarmingselement (de weerstand) blaast, kan de ventilatorkachel de warmte snel kwijt.
De temperatuur van de ventilatorkachel loopt niet extreem hoog op en de afmetingen kunnen klein zijn.
Zit je direct voor de ventilatorkachel, dan geeft hij snel warmte.
Een enkele ventilatorkachel zwenkt automatisch (oscilatie), zodat de warmte beter verspreid wordt.
De ventilatorkachel heeft als nadeel dat de ventilator geluid maakt en tocht veroorzaakt en sommige ventilatorkachels zijn fragiel en daardoor minder geschikt voor langdurig gebruik.
De plaatsing van elektrische verwarming gaat niet over één nacht ijs. Waar dien je rekening mee te houden en hoe voorzie je een correcte en veilige plaatsing?
Warmtecapaciteit berekenen
Vooraleer je overgaat tot de plaatsing van één of andere soort verwarming op elektriciteit, dien je eerst en vooral een goed zicht te hebben op de te warmen ruimte(s). Aan de hand van de soort ruimte en de grootte van de ruimte zal het minimum vermogen berekend worden. Hoe meer vermogen benodigd, hoe groter het toestel of hoe meer toestellen geplaatst dienen te worden.
Tip: Het vermogen kan beperkt worden als de verwarming als bijverwarming gebruikt wordt in combinatie met bijvoorbeeld vloerverwarming of een cv-ketel.
Welk type elektrische verwarming plaats je
Al gauw kom je uit tussen de keuze: kies ik voor elektrische convectoren of elektrische accumulatoren? Elk type elektrische verwarming verschilt in afmetingen en gewicht. Zo zullen toestellen die accumulatiewarmte verspreiden een stuk groter en zwaarder zijn dan elektrische bijverwarming zoals elektrische convectoren. Hou ook rekening met energiezuinige verwarming.
Grootte & modellen
Als je elektrische radiatoren gaat installeren zal het vermogen het model bepalen. Hoe meer vermogen nodig, hoe groter het model. Aangezien het oog ook wat wilt, kan je aan de hand van het vermogen de verschillende modellen vergelijken die jij mooi vindt. Zie je liever een vlak frontpaneel of een paneel met horizontale lijn? Zie je graag een designradiator of een trendy kolomradiator?
Tip: je kan de grootte van het toestel beperken door de plaatsing van meerdere radiatoren. ( als daar plaats voor is )
Beschikbare plaats
Schat goed in waar je beschikbare ruimte hebt om de radiator(s)te plaatsen. Kan je één verwarmingstoestel plaatsen of kan je er meerdere plaatsen? Is de plaats beperkt in een grote ruimte, dan zal voor een groot model gekozen worden.
In de slaapkamer wordt veelal gekozen voor een horizontale elektrische radiator die onder een raamopening wordt geplaatst.
Je kan elektrische radiatoren op verschillende plaatsen installeren:
Elektrische radiatoren tegen de muur plaatsen ( wandmodel )
Elektrische verwarming in de wand of in een nis plaatsen
Elektrische radiatoren op de vloer plaatsen ( zelfdragend of met pootjes )
Vrijstaande / mobiele verwarming
Elektrische voeding plaatsen
Als je elektrisch wilt verwarmen, werkt elke radiator afzonderlijk per ruimte op het elektriciteitsnet. Je dient na te gaan of de huidige elektrische installatie het totaalvermogen aankan ( huidige installatie + nieuwe verwarming). Laat een installateur of een elektricien jouw zekeringkast nazien wat de mogelijkheden zijn.
Ga ook na of er in de te verwarmen ruimte een elektrische voeding aanwezig is. Je kan een bestaand stopcontact gebruiken om er gewoon de stekker van het (mobiel) toestel op aan te sluiten. Het nadeel is dat je dan meestal de bekabeling ziet hangen. Meestal worden op een bestaand stopcontact enkel verwarmingstoestellen met weinig vermogen geplaatst.
Of je kan ervoor opteren om het elektrisch toestel direct aan de bekabeling van het bestaand stopcontact aan te sluiten. Dit wordt meestal toegepast bij vaste elektrische verwarming die als hoofdverwarming wordt gebruikt. Alles dient wel het best op een afzonderlijke kring voorzien te worden. Het voordeel is dat je de bekabeling netjes kan wegwerken. Dit laatste wordt aangeraden, zodoende de stekker niet kan doorbranden én bij een eventuele overbelasting niet alle elektrische apparaten uitvallen.
Is er in de ruimte geen stopcontact, dan kan je misschien een stopcontact van een nabijgelegen ruimte gebruiken. De vakman maakt een boorgat en sluit de voedingskabel aan op het stopcontact.
Tip: wens je elektrische (bij)verwarming in een nieuwbouw woning of kantoor, houd dan rekening met alle elektrische bekabeling.
Plaats van installatie
Een vaste elektrische convector kan omhoog, tegen de wand geplaatst worden. Door het installeren van een aantal beugels, kan de convector opgehangen worden. Plaats de convectoren niet te hoog. De bedoeling is dat deze onderaan koude lucht aanzuigt, de koude lucht opwarmt om vervolgens bovenaan de warme lucht in de ruimte te verspreiden. Hangt de convector te hoog, dan zal hij warme lucht opnieuw opwarmen. Werk je met een thermostaat, dan zal de convector gewoon niet meer aanslaan terwijl het in de ruimte nog koud is.
Tip: zorg ervoor dat alles mooi waterpas hangt
Kies je voor accumulatoren, dan speelt het gewicht een grote rol. Een elektrische accumulator kan meer dan 100 kg wegen waardoor de installatie niet wordt opgehangen. De meeste muren kunnen het gewicht niet dragen. Meestal gaat het hier om vloermodellen. De accumulator wordt gewoon op de vloer of in een nis op de vloer geplaatst.
Tip: plaats nooit een elektrische radiator boven een stopcontact, tijdens het boren bestaat de kans dat je de bekabeling raakt.
Kinderen & veiligheid
Leer je kinderen omgaan met elektrische verwarming en vertel hen de mogelijke gevaren. Laat ze nooit een toestel afdekken.
Heb je kleine kinderen, kies dan een verwarmingstoestel dat kindvriendelijk is. De meeste elektrische verwarmingstoestellen zijn voorzien van een paneel waarachter de koude lucht wordt opgewarmd. De elektrische radiator dient voldoende geïsoleerd te zijn zodoende je je nooit kan verbranden door het aan te raken.
Tip: plaats nooit een elektrische radiator boven een stopcontact, tijdens het boren bestaat de kans dat je de bekabeling raakt.
Wettelijke voorschriften & veiligheid
Het plaatsen van radiatoren op elektriciteit is meestal een kwestie van gezond verstand. Enkel dankzij een correcte plaatsing kan je veilig de radiatoren gebruiken. Hier let je het beste op bij de plaatsing:
Ben je niet zeker over het vermogen van de toestellen, de huidige elektrische installatie of het aansluitpunt, raadpleeg dan altijd een vakman. Ga nooit zelf elektrische bedrading bijwerken.
Bedek nooit een elektrisch verwarmingstoestel, de kans op brand is groot. In de badkamer kies je beter voor een elektrische handdoekradiator om handdoeken te laten drogen dan deze in de buurt van een convector te laten drogen.
Installeer een elektrische radiator nooit tegen de badwand of douchewand maar hou voldoende afstand.
Koop enkel spatwaterdichte elektrische radiatoren in de badkamer. ( IP-normering van minimaal IPX4 )
Plaats nooit brandbare zaken dichtbij een elektrische convector of accumulator.
Een thermostaat is een schakelaar die schakelt op een vaste of een in te stellen temperatuur.
In het laatste geval is er sprake van een instelbare thermostaat. Deze kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een bepaalde temperatuur in een systeem te handhaven door iets aan of uit te schakelen, zoals het regelen van de mate van energieaan- of afvoer. Het hart van eenvoudige thermostaten is een bimetaal; deze bestaat uit twee verbonden metalen reepjes met een verschillende uitzettingscoëfficiënt.
Door het verschil in uitzetting trekt het geheel bij temperatuurverandering krom, zodat bij een bepaalde temperatuur een schakelaar omgezet wordt.